Veteraan Jan Storm schrijft boek over uitzending naar Indië

03/09/2023

Uitgezonden naar Indië. Jan Storm, 96 jaar, kan er lange tijd niet over praten. Waar anderen de verhalen vaak eindigen met ‘ik kan er een boek over schrijven’, komen bij Jan de tranen.  Als tijdens een kennismakingsgesprek op Veteranendag in Purmerend de burgemeester vraagt hoe hij zijn uitzending heeft beleefd’, vertelt Jan dat hij er nu open over kan praten en daadwerkelijk een boek heeft geschreven voor zijn (klein)kinderen over zijn uitzending naar Indië.

Jan Storm, geboren in 1927, woont in de Sleutelbloemstraat in Amsterdam-Noord en groeit op in crisistijd. Vader is technisch tekenaar die tijdens de oorlogsjaren het hoofd boven water weet te houden met allerlei baantjes. Jan: “We wonen in een sombere woning, geen warm water, geen douche of centrale verwarming. In de winter staan de ijsbloemen dik op de ramen. Later verkassen we naar de Vaartstraat, waar de geur van chocolade van de Tjoklat fabriek als een deken over de straat hangt.”

Telegrafist
Na een lastige schooltijd slaagt Jan in 1944 voor zijn eindexamen Mulo en als hij 18 jaar wordt, valt de oproep voor militaire dienst in de bus. Jan: ”Als ik toch in dienst moet, dan liever bij de marine en een opleiding tot telegrafist. In 1946 meld ik mij aan als vrijwilliger, keuren in Voorschoten en dan zes weken training in het Marine opleidingskamp in Hilversum .”                                

Niet te vreten
Na het oefenen in grote sloepen op de Loosdrechtse plassen volgen de telegrafistenschool in de Kattenburg Kazerne in Amsterdam en na een opleiding aan boord van het wachtschip Vulcaan is het ‘nou tabé dan’ en vertrekt Jan naar Indië met de Ms. Kota Inten. “We slapen in ruimen vier hoog boven elkaar, het stinkt, overdag is het heet en ’s nachts koud.  De lange eentonige reis eindigt in Tandjung Priok, waar de bami in palmolie wordt gebakken, en dat is niet te vreten. De hitte is overweldigend en bij de boterham drijft de boter als olie in de schaaltjes.”

Doodgeschoten
Jan komt in Palembang terecht op patrouilleboot RP 105, een houten boot met een Oerlikon 20 mm mitrailleur en twee stengun opstellingen. Tijdens een actie worden ze plotseling beschoten en de 23-jarige commandant wordt dodelijk getroffen. Het maakt diepe indruk op Jan. Op een van de eerste vrije avonden in Bintang gaan Jan en vriend Piet aan het ‘Trommers bier’ met het resultaat dat ze zo zat als een aap het bed inrollen. Aan boord van de patrouilleboten is geen kombuis en de kok kookt op een arangpot (houtskool) “Na twee dagen vers eten zijn de blikken aan de beurt met drie mogelijkheden: boerenkool met zand of hutspot of het blik staat bol en is bedorven.“   

Rol pepermunt
Jan stapt over naar HR. Ms. Boeroe. “In de haast vergeet ik dat mijn schoenen sokken en scheergerei nog op de patrouilleboot liggen.”  Als koningin Wilhelmina in Nederland wordt opgevolgd door prinses Juliana krijgen de mannen een pakket met een blikje biscuits, tinnetje sigaretten, blikje toffees, pakje Hansaplast en een rol pepermunt.  Vanwege de tweede politionele actie komt Jan terecht op de  Zuiderkruis, een schip van de Gouvernementsmarine, maar na een aantal overplaatsingen is het weer terug in de  marinekazerne in Batavia en daarna met vijf andere telegrafisten naar de Jan van Gelder, een stalen mijnenveger.

Nadienen
Op een dag worden zeven mannen begraven die door gewapende bendes zijn neergeschoten.  “Het is een triest gezicht. De kisten staan boven de graven en een moeder loopt er heen. Het lijkt of ze zich in een graf wil werpen en soldaten willen haar tegenhouden, maar bij het graf knielt de vrouw in de modder en begint te bidden. Het is een verdrietige en emotionele gebeurtenis.” Jan wordt overgeplaatst naar torpedojager Tjerk Hiddes, op zich geen ramp, maar de gehele bemanning moet wel een half jaar nadienen.  Een bittere pil voor het thuisfront, maar voor de bemanning een unieke gelegenheid om ook West-Indië te bezoeken.

Erekruis

Erekruis
Na twintig maanden op 16 verschillende marineschepen gaat het dan eindelijk richting Holland en twee jaar en vijf maanden na vertrek, zet Jan weer voet op vaderlandse bodem. Ondanks de afwezigheid van autoriteiten, fanfare of welkomstwoorden, wordt het dankzij zijn familie een warm welkom. Een jaar later neemt hij afscheid van de marine en sluit zijn jeugd af, waarin geweld de boventoon voert. “Ik moet dat gevoel   van onrust zien kwijt te raken en werk zoeken, maar wordt afgewezen voor de marconistenopleiding, ‘te oud’, 22 jaar en dan al te oud. De overheid zorgt voor een lintje met een erekruis, zelf af te halen bij een juffrouw aan de balie van een of ander bureau in Den Haag. Later ontvang ik nog een rekening voor de slechte staat van een ingeleverde oliejas, nou die heb ik mooi niet betaald.”                                                                   

Geluk gehad
Vijftig jaar later staat Jan met echtgenote Diny op het Ereveld Kembang Kuning aan het graf van de omgekomen luitenant. Onthutst ziet hij hoeveel marinemensen daar zijn begraven. Er wordt weinig over deze gebeurtenissen gepraat, hij kan het niet, voelt alleen maar emotie en als hij toch probeert te praten, komen de tranen, zoals bij een bezoek aan de aan de Amerikaanse begraafplaats in Margraten. Het duurt jaren voordat Jan er normaal over kan praten. “Ik vind dat ik geluk heb gehad, ik heb nooit iets hoeven doen dat me tegen de borst stuitte en uiteindelijk heb ik mijn emoties kunnen overwinnen door steeds maar weer proberen te praten en er het boek Blik over mijn schouder over te schrijven voor mijn (klein)kinderen.”

Ereveld Kembang Kuning in de Indonesische stad Soerabaja.

                                               

 

 

 

 

 

 

 

 

Wilt u op de hoogte blijven van al het nieuws in Weidevenne, Kop West, Centrum en Beemster, schrijf u dan in voor de nieuwsbrief.

 

 

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *